Brussel

BXL


Wie België begrijpen wil, doet er goed aan om eens een dagje op het Brusselse Zuid-Station rond te lopen. Er eens rustig neer te vleien op een bank in de lelijk stationshal van dit dito station. En alles rustig te observeren.

‘s Ochtends heel vroeg lopen er enkel zwervers en dronken lieden rond. Zullen ze nog iets vinden?
Dan komt het werkvolk binnenstromen: Vlamingen en Walen uit hun slaperige burgerlijke dorpjes rennen nu de stationshal binnen en vluchten zo snel mogelijk weer naar buiten. Rennend naar de kantoren, met de handen in de lucht, naar die grijze gebouwen waar ze elkaar gedogen, nauwelijks met elkaar pratend (alleen als het echt moet) en zuchtend dromen over het weer-naar-huis-mogen-gaan.

Naargelang de dag vordert, komen de mooie Congolese meiden en hun gesoigneerde vrienden voorbij gesjokt, de gesluierde Marokkaanse, de soepjurken van hun moeders, en een enkele Braziliaanse. Er lopen toeristen rond, veelal Amerikanen, Nieuwe Belgen en studenten. Als je geluk hebt dan zie je de bebaarde man met houten been, afgeschoten in Syrië, half op zijn kruk leunend en orerend tegen zijn metgezel over de heilige oorlog. Politie en beveiliging staan toevallig net op het perron een peuk te roken. Ja dat mag hier nog!
Wat niet mag is begrijpen. Reizigers kijken nerveus naar de vele informatieborden en weten niet waar ze heen moeten. Links, rechts, 5 of 13? Toch weer naar 8 misschien? -Uit de luidsprekers schreeuwt een geautomatiseerde vrouwenstem: eerst in het Frans, dan Nederlands, gevolgd door haar Duitse stemmetje, vervolgens in het Engels.- Om na deze kakofonie weer opnieuw te beginnen: het cassettebandje wordt weer van voren af aan afgespeeld.
Of de reiziger er nu iets van begrijpt?!
Neen, maar dat deert ook niet!
Als het maar gezegd is geweest’, zegt de manager in zijn bureautje ergens op de verdieping boven de stationshal. ‘Dan ligt de verantwoordelijkheid bij de reiziger!’ En hij wrijft zich nog even over de armen (dat overhemd met korte mouwen kan soms toch wel wat fris wezen), en gaat verder met zijn levenstaak: het hele stationsgebouw vol hangen met borden en camera’s en klokken en informatiefiches en tv-schermen en, op de meest vreemde plaatsen, prullenbakken (vuilbakken!). ‘De rest van de gaten zullen we volproppen met winkeltjes en eettentjes’, briest hij zelfingenomen. ‘Dan houden we een ieder tevreden!’

‘s Avonds, nadat het werkvolk al weer warm thuis zit, komen de Eurocraten binnenrennen, struikelend over hun bruine aktetassen. Of over de zwarte koffertjes van de lobbyisten. Eerst nog even snel een sushi to go afhalen, dan doorrennen naar de perrons voor de internationale trein. Hun werkdag zit er nog niet op, en in de trein bereiden ze nog even vlug een saaie beleidsnota voor, of de presentatie vol ambtenarentaal voor de volgende dag. Als ze even niet- meer weten wat te schrijven, vragen ze gewoon aan de buurman om hulp. Die heeft per slot van rekening daar nog wel enkele foldertjes van in zijn zwartleren koffertje. Huppakee, zo zijn er vlug toch nog even wat gouden berg verdiend aan het verkopen van de Europese ziel!

Mocht je dan nog in de stationshal zitten, met je frietje mayo op de schoot, flesje in de hand, dan merk je dat het al snel rustiger wordt. De grote informatieborden geven ook steeds minder aan, alleen enkele avondtreinen rijden nog vol bezopen jongeren en de zwervers proberen nu elders hun geluk.

Als de rust is wedergekeerd, komt de schoonmaakploeg de dag afsluiten, met zij die geen van de vier talen spreken. Maar dat is ook niet meer nodig. Als je het zo lang hebt volgehouden dan hoef ook geen woord meer te zeggen.

Begrijp je nu?


Leave a Comment