Le Dillens in Sint-Gillis (© Cendra Smith)
Op de dag dat de grote stad in zware mist was gehuld en de zon werd verdrongen tot ver achter de nevels, liep ik met ferme tred over het trottoir. Uit het ondoordringbare klonk alleen de gedempte toon van een voorbijrijdende tram en voor het tijdstip van de dag was het akelig leeg op straat. Alleen een hondenbezitster waagde zich uit plichtsbesef buiten en, alsof het jonge kinderen waren, praatte ze belerend maar met een lichte toon van moederlijke liefde tegen haar twee kleine terriërs. Na een hele ochtend schrijven snakte ik naar een stevige kop koffie. Ik liep een aantal straten door, sloeg de hoek om, stak schuin de weg over en ging bij Le Dillens naar binnen. Deze bar, met links aan de raamkant een rij houten tafels en stoelen en rechts vooraan een buffet waarachter een jong meisje met spijkerjasje en een kleine tatoeage in haar nek druk bezig was met het grote chromen koffieapparaat, was mijn uitvalsbasis. De zwartblauwe vloertegeltjes glommen, achterin zat een groep van vier aan de lunch en uit de luidsprekers klonk zachtjes en zwoel Miles’ So What. In het midden van het café, op een tafeltje tegen de muur, lagen de kranten van die winterochtend in februari.
Ik bestelde een dubbele espresso, betaalde en terwijl ik even glimlachte naar het meisje van de bar pakte ik een van de ochtendkranten. Aan een klein tafeltje ging ik zitten, met mijn rug naar het raam, bekeek de voorpagina en fronste mijn hoofd bij het zien van het bericht:
De terroristische groepering IS heeft een nieuwe video de wereld ingestuurd. In de video worden mediabeelden van de aanslagen in Parijs, beelden van onthoofdingen en bedreigingen van de Parijse aanslagplegers door elkaar gemonteerd.
Wat een waanzin! Na het lezen van het uitgebreide verslag bladerde ik verder en een positievere toon kon ik niet vinden. Een volgend krantenbericht vertelde over de spanningen in het Midden-Oosten en nu ging het over luchtaanvallen in het noordoosten van Syrië, uitgevoerd door Rusland of het Syrische regime. Vervolgens was een grote stroom vluchtelingen de grens over gevlucht en in overvolle vluchtelingenkampen terecht gekomen en vanuit de witte tenten voerde een groep geïnfiltreerde moslimextremisten gevechten met Koerdische milities. Ook hier weer ontvoeringen en moorden. Ik keek naar de berichtgevingen en slaakte een diepe zucht. Wat een triestheid. Het leek wel alsof de hele wereld in brand stond en het einde der tijden nabij was.
Op dat moment kwam er een ouder echtpaar binnen. De man leunde zwaar op zijn vrouw. Ze deden hun jas af, begroetten mij en gingen rechts van me aan een tafel zitten. Het meisje met de tattoo kwam mijn espresso brengen en nam daarbij de bestelling van het echtpaar op. Terwijl het sterke aroma van de bittere koffie mijn neusgaten vulde, keek ik de oude bejaarde vrouw even aan.
Ze knikte me vriendelijk toe. ‘Goedendag. Wat een weertje hè?’
‘Zeg dat wel’, antwoordde ik.
‘Werkt u hier in de buurt’, vroeg de vrouw op scherpe toon. Ze zat duidelijk om een praatje verlegen.
‘Nee, ik woon verderop en kom hier even uitblazen.’ Ik nam een klein slokje van mijn espresso.
We raakten in gesprek en de vrouw vertelde dat ze geschiedenis aan de VUB had gestudeerd en er daarna jaren doceerde. Gilles, de man die naast haar zat en langzaam zijn jas uit deed en opvouwde, was haar echtgenoot. Hij was bankier en ze hadden elkaar leren kennen tijdens een studentenfeestje. Twee jaar later trouwden ze en woonden lange tijd in een appartement in Sint-Gillis, en vervolgens verhuisden ze naar de rand van de stad. Nu waren ze gepensioneerd en bezochten ze af en toe het centrum en hun oude woonbuurt.
Er kwam thee en taart voor het echtpaar. Ik boog me weer over het krantenartikel en dacht na: Is het wel de waarheid wat er geschreven wordt? Is het werkelijk zo gegaan? Peinzend zat ik voorovergebogen, mijn handen ondersteunde mijn hoofd.
‘Mag ik de suiker van u?’, vroeg een heldere stem rechts van me.
Ik werd uit mijn getob gehaald en keek op. De oude vrouw glimlachte en met een kromme vinger wees ze naar de glazen suikerpot voor me.
‘Oh pardon, maar natuurlijk.’ en ik reikte haar het potje aan. Naast de vrouw zat haar bejaarde man met beide armen over elkaar heen. Het hoofd hing licht naar linksvoor en zijn grijze haren vielen bedroefd op de schouders. Hij las een krant.
‘Het is weer kommer en kwel in de wereld’, zei de mevrouw terwijl ze haar lepeltje tegen haar kopje tikte.
Ik knikte. Achter de grijze mistmassa daarbuiten, leek het inderdaad een grote chaos te zijn. Een plek waar je beter niet kon komen, als je leven je lief was.
‘Ze maken elkaar af als honden’, zei ze, ‘en of iemand er beter van wordt is maar weer de vraag. Er zijn alleen maar verliezers, ben ik bang.’
‘Erg hè?’, riep ik uit. ‘Als ik de krant mag geloven voeren ze er een nieuwe heilige oorlog. De vraag is wat ik er allemaal van moet geloven want ik vind het wel een eenduidig bericht en er staat bijvoorbeeld niets over de persoonlijke indrukken van de arme burger die gebukt gaat onder het geweld. Ik ben wel eens benieuwd wat er echt aan de hand is en hoe het komt dat ze elkaar daar zo te lijf gaan.’
De historica glimlachte en haar schriele en kromme vingers streken zacht en met een lichte trilling over het houten tafelblad, alsof ze allerminst onder de indruk was van de wijsheid van de jeugd.
Mythologieën
‘Ik zal je wat vertellen’, zo begon ze haar verhaal. ‘Oorzaak van de huidige gebeurtenissen en de verschrikkelijke aanslagen in Parijs en andere steden liggen in een diep, diep verleden. Neem als voorbeeld de oorlog tussen soennieten, sjiieten, christenen en andere gelovigen in Syrië: je kan de islamdeskundigen, geestelijken, arabisten, oriëntalisten en occidentalisten geloven die aangeven dat de kiem ligt in het dictatoriale regime van Assad, in het kolonialisme van de Europese mogendheden een eeuw geleden, de Ottomanen in de honderden jaren ervoor, of in de Arabieren en hun spreiding van de Islam nog veel verder terug. Allemaal even plausibel. En deels natuurlijk ook waar. Alleen denk ik dat het zaadje geplant is in een ver, ver verleden. En dat dit zaadje is gaan kiemen door te worden gevoed met water; eerst door mensen met een simpel gewaad, daarna kwamen heren met witte kiffiyeh, vervolgens nam de fez het zwaard over, wat weer werd ingewisseld door een tropenhelm, en die maakte plaats voor een baret. Een ieder droeg bij aan de huidige teneur in de Levant. Alleen, wat er ooit is neergelegd, gezaaid, is de echte oorzaak.’
‘Wat is dit dan?’, vroeg ik.
‘Het is de manier van verhalen vertellen! Verhalen over god en de natuur en het leven in een gemeenschap. Ik heb het over de mythes. En iedere groep die daar vecht is een samenleving met andere mythologieën en daarmee een andere zienswijze over gebeurtenissen in de wereld. Wat je hier ziet, is een gevecht tussen de verschillende mythes. Schrijver Joseph Campbell gaf al feilloos aan in een interview met Bill Moyers dat de strijd tussen de religies in de Libanese burgeroorlog in de jaren tachtig, een oorlog die trouwens zijn uitwerking had op de huidige gebeurtenissen, een strijd was tussen de verschillende mythologieën. ‘Allen zijn sociologische mythen’, zei Campbell, ‘en komen uit dezelfde woestijn waar nu de oorlog hevig oorlog woedt.’ Een gemeenschap met sociologische mythes hebben sterke sociale banden en de vertellingen zijn er om aan te geven dat je onderdeel bent van de groep. Zonder de groep overleef je de brandende zon niet. Nu, de Abrahamitische tradities zijn op de groep gerichte mythologieën; de groep is belangrijk, de natuur is veroordeeld tot onderwerping en de volken die je vanuit de woestijn tegemoet komen zijn vijandig.’
Ik begreep het niet helemaal en betwijfelde of een paar oude verhalen nu zoveel impact hadden, en terwijl ik opgewonden over mijn slapen wreef vroeg ik of de schepping van deze oude verhalen, de mythes van vroeger, hier de oorzaak van waren.
‘Zo kan je het wel stellen, ja’, zei de vrouw.
‘Maar, als dit zo is dan kan dit toch niet zo door blijven gaan’, schreeuwde ik bijna. ‘Dat is toch achterlijk! Die mensen leven toch niet meer in de middeleeuwen en kunnen toch van elkaar leren? Om zo de verschillende verhalen aan te horen en elkaar proberen te begrijpen! Kan niets deze rotte situatie dan verbeteren?’
‘Ach’, zuchtte de bejaarde vrouw alsof ze het gesprek al vele malen had gevoerd en zich berustte over het feit dat de mens nu eenmaal weinig veranderde. ‘Ik weet het niet. Heb jij het antwoord?’
Er viel een lange stilte.
‘Nou misschien is er wel iets’, fluisterde de academica en ze keek even vluchtig naar haar echtgenote. Ergens achter in de verouderde ogen was een lichte twinkeling te bespeuren, alsof er nog ergens diep een zachte vonk van hoop brandde die naarmate de jaren voorbij streken kleiner werd van te weinig zuurstof, maar nooit helemaal uit zou gaan.
‘Als iets deze rampzaligheden in het Midden-Oosten kan laten stoppen’, zo ging ze verder, ‘en voor altijd onder de aarde kan begraven, dan zou de oplossing van eenzelfde soort moeten zijn als de oorzaak. Het zal alleen kunnen, denk ik, als er een nieuwe mythologie ontstaat. En ik bedoel een waarbij we als mens leren om weer in harmonie te leven met de wijsheden van de natuur. Waarbij we beseffen dat we een zekere verwantschap hebben met de dieren en planten en met het water en de lucht. Maar dat zou nog lang gaan duren! En ach, wie interesseert zich deze tijd nu nog voor dit soort verhalen? Wie leest er zelfs nog de klassiekers en de oude verhalen? De enkeling die ze leest, neemt het allemaal te letterlijk en staat vervolgens te prediken hoe de natuur moet worden onderworpen, de vijand een kop kleiner gemaakt dient te worden, de groep zich moet voegen naar de maatstaven van de prediker. Erg dogmatisch, als je het mij vraagt.’
Het lichaam
Op dat moment kuchte de oude bankier en draaide zijn lichaam naar me toe. Zijn lichaam leek te zijn afgetakeld, de lendenen moe, de spieren verslapt. Maar zijn groenblauwe ogen waren nog kraakhelder en brandden als vuur.
‘Het is wat u daarnet tegen mijn vrouw zei, jongeman. Het raakt mij en ik kan mijn vrouw zeker volgen maar ik ben wel een andere mening over de oorsprong van de huidige gebeurtenissen in het rampgebied toegedaan.’
Ik keek naar de man met jeugdige interesse want vermoedde dat de oude man een ander verhaal zou afsteken.
‘Hmm, ja ja’, mompelde de man. ‘Als men het heeft over de oorsprong van het geweld komt men uiteindelijk op het onderwerp: de mens.
Ik draaide mijn stoel om hem goed te kunnen zien.
‘U heeft het goed gehoord,’ sprak hij ineens luider alsof hij plots zijn hart wilde luchten. ‘De afschuwelijke moordpartijen zijn niet de schuld van een ander ideologie of dwaze doctrine, en het vreemde is dat de heren en dames die verklaringen zoeken voor het geweld niet teruggaan naar de echte bron: de mens. Zie je, er zijn al genoeg grijze wijze heren bezig geweest met het verklaren van de wereld door filosofieën, systemen, objecten, subjecten en onderlinge relaties te benoemen. Allemaal heel interessant en betekenisvols. Maar ik geef geen moer meer om al die verklaringen, ze worden allemaal buiten onszelf gezocht!’
Zijn ogen gingen steeds wijder staan. Rode adertjes werden zichtbaar.
‘Ik geef u een voorbeeld jongeman: plots wordt er bij daglicht, hier midden op straat, waar iedereen bij staat, een jonge vrouw vermoord. Met messteken om het leven gebracht, driemaal in het hart. Door wie? Door een krankzinnige, een zenuwachtige gek, een idioot die buiten zinnen was en in een vlaag van verstandsverbijstering de dame het leven ontnam! Niet uit jaloezie of eerwraak. Nee, beste jongen, het was zomaar, voor niets! Iedereen roept moord en brand. En: och mijn hemeltje, hoe kan het toch gebeuren? Zo’n mooi meisje, een jonge bloem, in de kracht van haar leven! Schande! Aan de hoogste boom met de moordenaar! Hangen zal hij! Maar, mijn beste jongen, gelukkig leven we hier in een rechtstaat en wordt de dader naar het gevang gebracht, en krijgt hij een proces en gaan enkele hooggeleerden vervolgens zoeken naar een verklaring. Want deze tragedie moet toch te verklaren zijn, nietwaar? En ze zoeken en ze zoeken. Dagen lang, weken, maanden worden het zelfs. Tot ze er haast bij neervallen. Maar ze vinden, hè! De deftige heren, getooid in nette pakken met fijne overhemden en gepoetste schoenen, komen met hun plechtige aanzegging: de trieste en onzinnige moord, dames en heren, is te wijten aan het huidige systeem. Het systeem deugt niet, het is verziekt, creëert te veel afstand tussen mensen, het is verrot. Het komt allemaal door het stomme, stomme rotsysteem! We moeten dit grondig aanpassen, beste mensen, veranderen en vernieuwen. Weg met het oude, hopla in de vuilbak, een nieuwe moeten we nemen.’
‘Hoor je!’ zei de bankier met een trillende stem. ‘En wij? Wat doen wij brave burgers? Wij slikken het hele verhaal als zoete koek! De heren zullen wel gelijk hebben, ze hebben het lang en grondig onderzocht. Is het niet? Nou!’
Pareltjes zweet liepen nu over zijn voorhoofd. ‘Zoete lulkoek als je het mij vraagt! Want waar het echt om gaat komt niet ter sprake. Waar het mij echter om gaat is het lichaam! Niet het lichaam dat onderworpen is aan het verstand, zoals de hand die het heft van het mes beetpakt omdat de gedachte zegt: nu moet ik. NEE! Het lichaam zelf is de bron. En wat ik hiermee wil zeggen is dat we haar weer moeten herontdekken en we naar ons eigen lichaam moeten luisteren en…’
‘Ach Gilles,’ kapte zijn vrouw hem af. ‘Nu zit je weer te bazelen. Het spijt me hoor, mijn man is van het mystieke. Hij doet aan Seitai en Katsugen Undō en nog meer van dat soort aparte Japanse oefeningen, waarbij men gelooft dat het lichaam in staat is om zichzelf te helen.’
‘Catherine, val me toch niet in de rede!’ Gilles rechtte zijn rug. ‘Je weet best dat ik daar niet op doel. Wat ik in mijn vrije tijd doe gaat niemand wat aan en ik val niemand ermee lastig! En Noguchi was iemand waar we veel van kunnen leren!’
Zijn vrouw glimlachte zwijgend en keek hem met een ironische blik toe.
‘Waar was ik?’, zuchtte de oude man. ‘Help me even.’
‘U had het over het lichaam!’, zei ik.
‘Juist! Het lichaam!’, riep Gilles waarbij zijn ogen weer schenen als vuur. ‘Luister, ons lichaam is magnifiek! Het werkt vanzelf, zonder dat we erover na hoeven te denken. Dus zonder tussenkomst van het verstand. Probeer maar eens je hartslag te reguleren. Lukt niet! Of je ademhaling te beïnvloeden op het moment dat je met volle concentratie aan iets bezig bent? Uitgesloten! Ja, je kan je adem inhouden of langzamer gaan inademen. Dat houd je alleen niet zo lang vol en automatisch neemt je lichaam het over. Wonderlijk toch? Want denk je bijvoorbeeld in je slaap: ‘adem in, adem uit, adem in’? Nee! En dat hoeft ook niet. Gelukkig maar want het lichaam heeft al zijn geheugen. Er zit al een geschiedenis in besloten, het is alsof er al een heel verleden inzit, op het moment je ter wereld komt. Terwijl je nog niet kan denken, je hebt nog geen woorden geleerd, ademt je lichaam al, pompt bloed rond, zorgt dat wondjes helen. Dit lichaam heeft zijn eigen historie, ergens diep opgeslagen, en de kennis komt al die eeuwen dat de mens leefde en groeide en zich bezeerde en viel en weer opstond en weer verder ging.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou goed, ik dwaal een beetje af. Eigenlijk is het heel simpel. Ik vind dat we sensitiever moeten worden. Dat we naar ons eigen lichaam moeten luisteren dat, als je goed luistert, meer aangeeft dan dat je er met je verstand bij kan en dat we daar ook naar moeten handelen. Als we meer naar onze zintuigen zouden luisteren dan zouden we daarmee de andere ook beter aanvoelen.’
‘Mijn vrouw zou dan tegen me zeggen’, en de oude man keek met een minachtende blik naar links, ‘wat is dat, gevoel? Leg eens uit wat dit aanvoelen precies is. Waarop ik antwoord: mijn liefste, dat behoeft geen uitleg want jij voelt toch ook de wind over je handen heen waaien. Of dat het water koud is. Nou, dan kan je ook andere mensen aanvoelen. Wat mij namelijk zo verbaast in deze tijden van vooruitgang en kennis dat er toch weinig mensen zijn die zich werkelijk interesseren voor het lichaam. Men wil alleen de gebeurtenissen om ons heen beredeneren en de gevolgen van het menselijk handelen in axioma’s, systemen, wetten vastleggen. Ach wat weten we nu! We weten nauwelijks waarom mensen sommige handelingen wel en andere niet uitvoeren en op een paar medische wetenschappers na wil niemand het lichaam onderzoeken. Laat staan dat er mensen zijn die hun eigen lichaam proberen te begrijpen. Men vreest het lijf eerder, haat het zelfs, en lijdt eronder.’
‘Ja’, ging Gilles vlug verder, ‘je leest nu wel steeds meer berichten over mindfulness, bikram-blabla-yoga, vind-je-spirituele-ik en manieren voor het vinden van jezelf. En wat doen de lieden? Ze zoeken iets wat in een dag de oplossing geeft, iets om snel te kunnen ontspannen, moe van al die inspanningen in hun drukke leven, moe van het gejaagde, moe van het steeds sneller bevredigen van de prikkels van buiten. Ze zoeken een elixer, een toverspreuk, iemand die de heilige graal aanreikt om zo meteen van hun zorgen en lichamelijke pijnen af te zijn. Maar wat zich in al die jaren heeft opgebouwd, krijg je er niet zomaar uit. Het lichaam heeft zijn eigen geschiedenis en het zit vol met stress en frustraties, opgebouwd door de jaren heen. Daar lopen deze heilzoekers voor weg. Waarom gaan ze niet bij zichzelf te rade? Waarom luisteren ze niet naar zichzelf?’
Ik keek bedenkelijk, schoof mijn stoel wat opzij, sloeg de benen over elkaar en vroeg: ‘Hoe moet het dan, luisteren naar jezelf?’
‘Lees maar eens wat boeken over de Aziatische filosofie. Het boek Tao Te Ching van Laozi bijvoorbeeld. Daarin is al eeuwen geleden beschreven over de weg naar het innerlijke. Nou goed, waar ik naar toe wil is het volgende; Mensen zijn bang! Ze vrezen het onbekende, ook in zichzelf. En deze angst zaait haat, is de moeder van de wreedheid. Ik denk dat de mens werkelijk moet begrijpen hoe het eigen lichaam in elkaar zit. Zo zal het meer begrip krijgen voor het eigen ik en met meer begrip komt meer zelfliefde, wat weer leidt tot een hogere sensitiviteit, en met meer zelfliefde komt meer naastenliefde en daarmee inzicht in de andere. Je medemens is niet wezenlijk anders. Als werkelijk het hart wordt opengesteld dan zijn de dierlijke lusten en de drang tot overheersen niet meer relevant. Compassie met je naaste, daar gaat het om.’
‘Dus u zegt dat ……’ Maar ik maakte mijn zin niet af en zuchtte.
De man knikte. ‘Kom mijn lieve vrouw, we moeten maar eens opstappen. Het is al laat. Nou jongeman, een fijne dag.’
Het echtpaar stond op, wenste mij een goedendag en de vrouw pakte de arm van haar man om hem te ondersteunen. Arm in arm liepen ze naar buiten.
Weifelend bleef ik achter. Het lichaam, dacht ik, is dat nu zo belangrijk en moet de mensheid zich daar meer op richten? Leidt het niet kennen van je eigen lijf en daarmee het ongevoelig zijn tot het kwaad? Of is het de bedoeling dat we andere verhalen gaan vertellen, andere mythes verzinnen? Even bleef ik peinzend zitten. Toen pakte ik mijn jas en liep kordaat naar buiten, de kou in. Thuis aangekomen ging ik meteen achter mijn bureau zitten en begon onder het zwakke licht van de tafellamp te schrijven; een lange brief aan mijn beste vriend in Frankrijk.
Dit artikel is oorspronkelijk in 2016 verschenen op de website Dazibao 1060, een blog over de gemeente Sint-Gillis. Het vervolg is Lichaam of Geest?
Donaties zijn welkom! Al is het maar voor een kopje koffie: