Paris

Als God in Parijs


De zon gloort zacht.

Zacht en langzaam slenter ik door Parijs, door haar steegjes en boulevards vol mensen die baden in schoonheid. Een stad vol mooie vrouwen. Vlotte Franse vrouwen, verleidelijke Levantijnse, slanke uit Sri Lanka, parmantige Portugese, of uit Togo of uit beide. Vrouwen met Braziliaanse billen, Congolese dijen, een Amerikaanse tongval. Gracieuze billen van Milo Manara’s muzen wiggelen rond, met kleine tatoeages op de onderarm, een kort rokje of juist een witte spijkerbroek, bij tijd en wijle een kleine zilveren neusring door het delicate Arabische neustussenschotje. Een stad vol Spaanse schonen en enkele Hollandse meisjes. Een stad waar meisjes zijn opgegroeid in schoonheid. Waar je prachtvrouwen kan bekijken. Zonder bustier. Zonder gêne.

Meisjes en vrouwen pronken hier met de allerliefste en mooiste juwelen. Verre van protsig, fonkelend of aanwezig, maar eerder verfijnd, lieflijk en elegant. Kleine oorbelletjes, medaillons en sierlijke ringen. Azuurblauw, jadegroen, zwart met goud. Gekocht bij Pascale Monvoisin in Rue du Mont Thabor.

Ook al draagt niet iedere vrouw van Parijs smaakvolle bijoux of de nieuwste mode1, het zijn vrouwen die vol in het leven staan, met een gave zich correct uit te drukken, zonder poespas of drama, omdat ze niet bang is voor mannen. Parijs is een stad voor vrouwen, omdat het een stad is, zoals André Maurois reeds doorhad, waar de mannen zich moeite geven om de vrouwen te begrijpen. Het is een stad waar de vrouw het waard is om begrepen te worden, want het zijn vrouwen van Parijs die ertoe bijdragen om Parijs te maken wat het is.

Waarom Parijs? Waarom kiezen voor deze stad der liefde? Waarom er gaan wonen? Wat moet ik daar?

Deze vragen had ik jaren terug, toen ik in het lelijke Brussel zat te peinzen en te mijmeren, en me afvroeg of ik weer naar het noorden moest trekken, of dat ik juist afzakken moest naar het zonnige zuiden, zoals Mark met pappa en mamma en zijn blaffende beestenboel.2 Toch maar naar mijn moer(s)land Holtland? Of naar de stad van mode en kunst, met haar voortreffelijke keuken en heerlijke wijnen? Naar de prachtige stad met een hoge concentratie aan hooggeschoolden die omringd wordt door goedkope arbeidskrachten die in de rokerige banlieues wonen?

Was het luxe en weelde dat me trok, de Franse keuken of simpelweg het geld?

Nu, het was eigenlijk een combinatie van dit alles.

Paris 14ème
Paris
Paris 13ème

Allereerst de mode en luxe: eenieder die zich een beetje heeft verdiept in de beurs en niet vies is van aandeeltjes kopen en verkopen, heeft opgemerkt dat de grotere luxemerken als Ariane-raketten door de plafonds van beursgrafieken heen schoten. De superrijken kunnen niet meer lachen van al hun geld en weten van gekkigheid en/of verveling niet meer wat ze met al die centen moeten doen. Dus kopen ze maar. Uit verveling. En vooral bespoke: ski’ svan Hermès, een skitas met eigen initialen van Louis Vuitton, een horloge van Bulgari. Vervolgens zakken ze af naar de Alpen voor enkele flauwe bochtjes op de nieuwe latten om reeds rond het middaguur op het balkon van Chalet Saphir als een echte platte parvenu een fles Goût de Diamants weg te pimpelen. Of ze gieten haar halfleeg over de witte sneeuw. Gewoon omdat het kan.
(Noem me een snob, zo je wilt, maar ik drink liever vin nature en derhalve een fles van mijn favoriete bubbels. – In Vino Veritas – )

Het grappige is, is dat de groep die vermogend is en misschien ook wel een flink fortuin bezit (de 14%) vaak aspiraties heeft om bij werelds superrijken (de 1%) te behoren en er vervolgens alles aan doet om als miljardair door het leven te gaan. Zij die deze puissant rijken op de voet volgen, maar qua rijkdom daar eigenlijk ver, ver onder zitten, denken vaak dat indien ze dezelfde vakantieplekken als de 1% bezoeken, aldaar in precies dezelfde hotels overnachten en restaurants dineren waar de kleine groep weleens gezien wordt, en daarbij dezelfde merken en luxeartikelen kopen (of uit een prijsklasse er net onder maar toch duur genoeg) ze daarmee kunnen uitstralen ook miljardair te zijn. En misschien het op deze manier ook wel kunnen worden.

Ik zeg niet dat het niet mag. Ik zeg ook niet dat ze dat niet moet willen. Begrijp me niet verkeerd. Laat hen lekker voor nouveau riche spelen; het is hun goed recht. Ze kiezen tenslotte voor mooie dingen, laten het geld lekker rollen. Ik zeg alleen dat diegene die het laatste lacht Bernard Arnault is.

Dan de gastronomie:

Waar kan je beter middageten dan in Le Train Blue, onder het wakend oog van Villefranche, zachter slapen dan in Hotel Lutetia, of soortgelijk palace hôtel, heerlijker koffiedrinken in Les Deux Margots? Waar anders dan hier in de stad der liefde krijg je nog een flinke scheut champagne ingeschonken op de voortreffelijke elegante wijze?

Zo dejeuneerden enkele vrienden met mij onlangs op het terras van Le Petit Marcel in de Marais. Terwijl pal tegenover de rijen dagjesmensen zich aansloten voor het roomachtige ashta-ijs van Bachir, zaten wij als bons vivants onze vingers af te likken bij het oppeuzelen van een Chateaubriand. De fijnbesnorde sommelier zette ons enkele flessen Ruinart voor de neus: een rosé voor het voorspel, een millésime om mee verder te klinken. Hij pakte een katoenen servet om de fles met een zachte ‘poef’ te openen. Vervolgens toonde de man zijn ware kunst van la service à la champenoise: Hij vouwde zijn servet op zo’n kunstzinnige wijze om de fles opdat hij zijn duim erin kon steken zonder de fles te raken. Enkel zijn pink stak hij in de holte van de bodem, waardoor zijn lichaamswarmte de temperatuur van de fles niet bedierf, en met de linkerhand op de rug schonk hij ons soepel de glazen in. Extraordinaire !!


Mijn Franse vrienden plagen me soms met de mededeling dat er geen verfijnd gerecht te vinden is ten noorden van de taalgrens. Dan pak ik ze terug door te zeggen dat ze misschien wel gelijk kunnen hebben, maar dat er toch drie belangrijke producten lekkerder zijn in Nederland.
Allereerst het bier. Franse wijn is heerlijk, dat geef ik toe, en ik drink graag een glaasje in dit land, maar bier drink ik toch liever in de noordelijkere landen. Mijn collega’s geven schoorvoetend toe.
Dan het brood: ons volkorenbrood, meergranenbrood, zware roggebrood of pompernikkel ligt toch beter op de maag en draagt bij aan een betere stoelgang dan die luchtige baguettes en die vette botercroissants. ‘Mais non !!’ Nu beginnen de Fransen te snuiven en hard te roepen dat ik niet weet waarover ik ‘t heb. Ik houd mijn tong voor mijn tanden.
En op het moment dat ze een beetje tot bedaren komen, roep ik hard dat het derde product kaas is. Want die stinkkaasjes zijn wel aardig, met een wijntje erbij en enkele vijgen, maar wat is nu beter dan goede, stevige Hollandse kaas? Zo’n groot smeuïg stuk belegen, of oud of vol nagels? -We hebben zelfs de beste kaas ter wereld! – Nu barst dan echt de bom en zijn ze helemaal op de tenen getrapt. Ze briesen het uit: ‘Jij! Met je plastic Gouda! Dat eet je toch niet!’ (Frankrijk importeert er tonnen van). Ze staan nu op punt me te lynchen. -Ik moet vluchten.-

Bij het verlaten van de kantoorkamer draai me nog even om en zeg: ‘Oh, une dernière chose ! Ce qui est également mieux aux Pays-Bas c’est : Appeltaart !!

Enkele plagerijen daargelaten kunnen we wel stellen dat het land met de grootste agricultuur een van de beste keukens heeft.
Ja, ik weet dat ze schandalig veel landbouwsubsidie krijgen.
Ja, ik ben bewust van het feit dat ze hier hele velden volspuiten met pesticiden en dat de boeren daardoor op jonge leeftijd de ziekte van Parkinson krijgen. (Iemand de documentaires We feed the World en/of Le Monde selon Monsanto gezien?). Toch doet Frankrijk meer dan Nederland om glyfosaat uit te faseren en te verbieden en het landbouwsysteem terug te brengen tot een gezond ecosysteem. Zo zijn er in Parijs vele initiatieven in de biologische, kleinschalige en biodynamische landbouw waardoor je in de stad makkelijk verse en betaalbare groenten en fruit kan kopen zonder deze tot op het klokhuis te moeten schillen om de gifresiduen te verwijderen. Dit terwijl de meeste Nederlandse boeren koppig doorgaan (daar zijn het boeren voor?) met het zichzelf verwijderen van het vak waarmee hun grootouders zich bezigden en zich juist ontwikkelen richting een landbouwer die zijn grond volstouwt met de heilige drie-eenheid: varkens, kunstmest en chemisch gif.

Een speciale plaats neemt de architectuur in. Die maakt het dat Parijs toch bijna de mooiste stad is op aarde. Ik hoef hier niet te betogen dat dit zo is door te wijzen op de statige boulevards, haar bekende passages (Madeleine, Vivienne, Véro-Dodat, des Panoramas), de weelderige appartementen in Haussmann-stijl, de theatrale musea die de kunst zomaar tegen je onbeschaafde ziel sodemieteren, de vele markante monumenten, de enorme stationsgebouwen die als kathedralen de bezoekers uit verre streken verwelkomen of de chique warenhuizen aan Les Champs. Evenmin hoef ik te praten over de lieflijke straatjes in Le Marais, de gezellige terrasjes in Quartier Latin of de prachtige donkergroene Seine die langs le Notre-Dame kabbelt. Dat is allemaal reeds bekend. Alleen een onontwikkelde, onbehouwen, zeikerige zuurpruim beweert dat deze plekken lelijk zijn.

Je hoeft enkel door de wijken te wandelen, onder de blauwe hemel die door Vincent van Gogh zo geliefd was, dagenlang langs terrasjes te flaneren, te grasduinen door hetgeen de vele boetiekjes te bieden hebben, door de weelderige Jardin de Tuileries te ‘vagabonderen’ om te begrijpen dat de lichtstad al jaren bezoekers trekt om nu precies hetzelfde te komen willen uitvoeren.

Maar wacht! Er zijn toch ook zwervers en zakkenrollers, gekken en dwazen, straatafval en toeristen in Parijs?

Ach, een kniesoor die daarover valt. Eigenlijk wordt de stad er mooier en leefbaarder door!

Of neem nu Palais Garnier, gebouwd in Napoleon III stijl, het monument dat gewijd is aan de opera. Men zegt dat alleen de Semperoper te Dresden betere akoestiek had, maar die brandde in de oorlog volledig af, en dat Teatro La Fenice in Venetië de mooiste is, maar daar kan ik nog niets over melden. Die heb ik nog niet met mijn eigen ogen mogen aanschouwen. Voorlopig houd ik het op Palais Garnier.

Het cultureel erfgoed staat u hier overal aan te staren.

De stad kijkt ook vooruit. Naar de toekomst waarin er hetere en drogere zomers zullen zijn en meer regen gedurende de andere dagen, meer mensen, meer luchtvervuiling en lawaai, en daarmee een grotere wens om de stad te verschonen, leefbaarder en groener te laten zijn. Klimaatneutraal is het doel. Een handje geholpen door COVID-19 heeft het stadsbestuur de laatste jaren de straten flink omgebouwd tot voetganger- en fietsvriendelijke wegen, groene perken en drinkfonteinen aangelegd, evenals meer metrolijnen, betonnen pleinen omgetoverd tot ronde tuinen en de inwoners gestimuleerd biologisch, lokaal en vaker vegetarisch te eten. Een grote opgave in het land van de steak tartare.

En wat betreft het geld?

Dat het na Londen en Parijs de meest economisch aantrekkelijke en invloedrijke stad ter wereld is, hoef ik u niet te vertellen. Dat de metropool bedrijven, investeringen en startups blijft trekken, dat is reeds algemeen bekend. En dat daarmee de huizenprijzen de pan uit stijgen, dat weet u ook al. Dit is ook al in Amsterdam gaande.

Wat nu betreft het grote geld?

Wat doet de fintech ondernemer uit de VS, de Chinese vastgoedmagnaat, de Russische miljardair, de Arabische oliesjeik die enkele keren per jaar Parijs bezoeken? Wat verricht de Congolese diamantenboef of Colombiaanse drugsbaron in de lichtstad? Zij zijn hier om te spenderen! Zij doen gewillig mee met het hedonistisch consumeren en bieden bij het besteden zelfs flink tegen elkaar op! Gewoon omdat het kan. Omdat ze het zich kunnen permitteren. – En waarom ook niet? Laat hen toch ook de illusie hebben iets van de Franse flair mee te krijgen, iets van haar cultuur op te doen, deze cultuur vol Germaanse en Latijnse invloeden, en om als Louis XIV door het Parijse leven te flaneren. Want wie opent niet de ogen bij het zien van zo veel moois? Welke jagende bezoeker krijgt er niet een dwingende neiging om ook diep in de buidel te tasten en daarmee de barmhartige Samaritaan te spelen? Wie wil zichzelf niet even het gevoel geven om in een van ‘s werelds fraaiste decors als jetset door het leven te gaan? Al is het maar voor één keer! Al is het maar voor een enkele week in het jaar! Want zo voelt men zich toch even een godenzoon, een godin van Olympus. Zo verzorgt men de eigen wonden.

Et le Tout-Paris ? Ils font quoi ?

Oh Lutèce!, waar je de heerlijkste parfums kan snuiven in La Samaritaine, je nonchalant de volste flessen Dom en Ruinart kan kopen in La Grande Épicerie de Paris en waar snelle cryptogeldjongens hun fortuin in Le Bon Marché wegsmijten om zich chique luxemerken te laten aanmeten. 4

Lutetia, waar je heerlijk door de straten kan struinen. Kijkend naar de blauwe lucht en de gele stenen. Waar je jezelf kan verlekkeren aan les jolis magasins et les belles boutiques. Waar je goed geklede mensen kunt bekijken vanaf het terras van Les Deux Magots, terwijl de klokken van Saint-Germain des Prés vrolijk luiden en de garçon je glas met een glimlach bijschenkt. 5

« Paris, la plus belle ville du monde ! »

« Oui d’accord, mais seulement après Vénice ! »

En toch! Het is niet enkel Schoonheid wat de klok slaat in Paname!


Paris 15ème

Als men goed kijkt, en zo ver uit het centrum hoeft men helemaal niet te gaan, dan ziet men verspreid tussen de prachtige gebouwen vele wachters staan. Socialistische, modernistische en postmodernistische soldaten die op vele plekken met een rechte rug staan te wachten en verloren de hemel in kijken. Betonnen, plastieken en stalen wakers die de wacht houden en de stad willen beschermen tegen verval. Ze wachten maar en ze wachten maar. Ze staan te wachten op waardering, bewondering en goedkeuring. Op erkenning en liefkozing, op een lief dankwoord, een krans en een blinkende medaille. Op eeuwige roem wellicht. Och, laat ze toch wachten!
Ze weten alleen niet, hetgeen de rest wel weet, dat ze daar ongemakkelijk en zielloos de wacht moeten blijven houden tot een geheel andere tijd aanbreekt. Ze staan eigenlijk te wachten op de naderende tijd die meedogenloos en hen onverbiddelijk is. Ze staan te wachten, deze betonnen wachters uit vervlogen tijden, op de tijd die simpelweg vergetelheid en laatdunkendheid biedt, en hen minacht en misprijst.

Ze staan te wachten op de sloop.

En nu? Waar nu te gaan souperen? Waar mijn honger te stillen? Naar een bistro, een bouillon misschien? 6 Naar Le Melville voor een kleintje jazz?


Wie speelt vanavond? Tribute evening to Ella Fitzgerald. Met het formidabele trio: drummer en zanger Jean-Baptiste Loutte, aan de contrabas Yann Phayphet en gitarist Mathieu Kochesperger. The thrill is there! Ils seront réunis dans le cercle rouge.

Au Melville alors !


En daar zit ik dan: te staren naar de Parijse muur tegenover me. Een vol bloemen en dwarrelende nimfen.

Gedaantes vervagen, gesprekken verstommen. Langzaam verwatert de prachtige bouillon tot geroezemoes.
Ik dwaal af.

….

Naar de zomers in Friesland. De aangename zomers. De zon weerkaatste op de zilveren golven van het Heegermeer, op het eiland vol gras waarop Hollandse Leeuwen werd gespeeld, gieren en gelach, boterhammen met pindakaas, bolletjes met ham en kaas, de oranje Jeanneau bootjes naast de houten tjotters aan de steigers, deinend op het Friese water, de zwaarden netjes opgeheven en de gaffel keurig neer. It Beaken. Het riet, de grasvelden, lieflijke dorpjes in de verte, witte zeilen, daarachter de Fluessen.
Mooie meisjes kregen les in de houten platbodems, van de stevige Friese zeilinstructeur met de wind door de blonde haren, en hadden de kneepjes van het vak reeds geleerd in de kleine optimisten. De mooiste waren de instructrices: typische Hollandse en Friese meiden, lang en stoer, de haren in een knotje, met spijkerbroek en een polo of blouse, de bovenste knoopjes los, eronder fraaie borsten, alleen decolleté met randen van de beha zichtbaar. Een donkerblauwe schipperstrui voor de frisse avonden. Bonte avonden. Een moederlijk gezicht sierde het lichaam, lief en zacht, lichtgebruind door de Friese zon, met kleine sproetjes, een klein kuiltje in de wangen als ze lachte, iets zachts treurigs in de ogen. En altijd waren het de typische Friese en Hollandse meisjesnamen die klonken daar in het land der vreeslozen: Grytsje of Eelkje of Joukje of Stijntje.
Soms bevond zich onder de zeilsters een exoot: een Indische of een halfbloedje, iets kleiner van stuk, met sierlijk lichaam en de huid zo gaaf als … Een mysterieuze en verleidelijke blik, donkere ogen die langs je heen staarden alsof ze zich bij wijlen verveelde. Wat een schatje!
Daar in dat land der Friezen, daar werd gezeild, gedronken in d’Ald Wal, en ´s nacht bij het geklots van het water tegen de boeg de liefde bedreven.

Het eind van de week naderde, en daarmee de stevige omhelzingen van de vrienden die er die week gemaakt waren, evenals de laatste kus van de zwoele meisjeslippen en het afscheid, het kortstondig verdriet, de nostalgische weken die volgde.

‘Tot ziens! Een aangenaam vervolg van de zomer gewenst! Hopelijk tot volgend jaar! Wie weet?’

‘Ik zal je missen.’

….

« Monsieur, monsieur!  Monsieur !!! …. Est-ce que vous voulez un dessert ? »

« Je prends un petit café. C’est tout, merci. »

« Tenez »

« Hmm … Merci, c’était excellent ! Mon dieu ! J’ai trop mangé. »

« Merci monsieur et à très bientôt j’espère ? »

« Je reviendrai ! Compte sur moi ! Parce qu’elle est belle cette ville. »

« Vous avez forte raison monsieur. Elle est très, très belle. Au revoir. »

….


Hetgeen me eigenlijk het meest aantrok en de reden om vervolgens te kiezen naar het zuiden te trekken was het leven. Het leven in Parijs!
Leven als een …

Alleen … misschien was het niet ik die koos, maar was het zij die mij had verkozen.

Mon dieu !!


  1. De vrouwen van Parijs verstaan de kunst van het zich zeer modieus kleden. Een slonzig vrouw heb ik hier bijna nog nooit gezien, of dat moet dan een toerist zijn geweest. ↩︎
  2. Zou het kunnen zijn dat de boeken die je als kind leest een invloed op je hebben? Zou het zijn dat enkele van die verhalen je leven bewust, maar dan toch ook vooral onbewust, leiden? Zou het zijn dat bij mij, bijvoorbeeld, het boek ‘Pappa is een hond’ en dat ik als achtjarige las een dusdanig indruk op me heeft gemaakt opdat er diep in mijn onbewuste een drijvende kracht ontstond die me voortstuwde naar het zuiden, naar de zon en de warme zee, naar de warmte, naar de streek waar de zoete vruchten het gehele jaar aan de boom hangen? Zou het zijn dat de Avonturen van Rechter Tie, om een ander voorbeeld te noemen, mij op jonge leeftijd de Oosterse kunsten en humaniora aan het verstand bracht, en vooral ook een bewondering voor mooie Chinese vrouwen? ↩︎
  3. Het zijn niet altijd de oude en klassieke gebouwen die Parijs maken zoals ze is. Het kunnen ook nieuwe gebouwen zijn die de stad verfraaien. Zoals het bekende Centre Pompidou aan de rand van de hippe Marais of La Philharmonie de Paris van Jean Nouvel, waar we graag naar de cello komen luisteren van grootmeester Yo-Yo Ma, ons laten meevoeren door de zingende sitar tijdens La Nuit de Raga of willen dansen op Balinese gamelanmuziek tijdens Le Week-end Indonésie. ↩︎
  4. En wie zorgt ervoor dat deze stad blijft leven? Wie onderhoudt een stad van ruim twee miljoen inwoners en de Métropole du Grand Paris van ruim dertien miljoen? Nou? Gaat u dan maar eens op een vroege morgen in de metro zitten of neem op het eind van de dag de RER, dan ziet u wie de stad schoonhoudt, afpoetst, laat draaien en wie de rijken de billen afveegt. Één ding heeft deze middenstander, arbeider en gelukzoeker vaak niet: een blanke huidskleur. ↩︎
  5. Had je enkele jaren geleden aandelen gekocht van de grote modehuizen dan had je nu met je handjes kunnen klappen. Een aandeel Hermès steeg de laatste 5 jaar met 206%! En had je een aandeel bij beursgang in 1993 gekocht dan was ie nu 3821% meer waard!! Alleen de Bitcoin deed het beter. LVMH deed het met 575% in de laatste tien jaren ook niet slecht. Zelfs een wereldwijde pandemie deerde de luxemerken niet. Integendeel! – Luxe is hetgeen het hartje begeert! – Nu, laat mij in alle rust investeren als een roofvogel, als een arend zwevend boven de kudde, gebruikmakend van de hebzucht van de mens. ↩︎
  6. Voor de lekkerste eetgelegenheden in Parijs laat ik me graag inspireren door het prachtige boek van François-Régis Gaudry: On va déguster Paris  ↩︎

Leave a Comment