In drie stukken brak je. Na een zachte val zonder geluid, een die meestal goed afloopt. Gelaten keek ik naar je vlucht en had geen twijfels over een goede afloop. En toch brak er iets, de dag na vrijdag de 13e.
Jaren geleden kwam je naar me toe, van ver weg, uit de hoge bergen, en op het moment dat we elkaar voor het eerst zagen, wisten we het zeker: wij worden hele goede vrienden, we blijven bij elkaar. Vele ochtenden begonnen we samen met de beste koffie, waarna je de hele dag geduldig naast me zat als ik aan het schrijven was. Je zag mijn verdriet, mijn woede, mijn momenten van uitzinnige vreugde. En mopperen deed je niet. Toch waren we niet altijd bij elkaar en vaak moest ik je na het ontbijt weer alleen laten. Je had het er moeilijk mee en om voor meer gezelschap te zorgen, zochten we naar een maatje. Tevergeefs. Je verlangde naar jouw land met haar groene weiden, grijze bergen en witte sneeuwtoppen en een keer ben je er naar toe gegaan, zonder het mij te vertellen. Om toch weer terug te komen.
Waarom dan juist op deze dag? Is de breuk een teken? Een begin van iets nieuws, een vriendschap of liefde? Iets breken wat mij lief is kan ik goed. Lijmen ook, en ik zal proberen de afzonderlijke delen weer bij elkaar te voegen. Ik weet dat het verspilde moeite is, je lijkt weer heel en toch zitten er zichtbare scheuren in. De som der delen is niet meer één.
Wat mij dierbaar was viel uit mijn handen. Bij de val brak er iets.
Ook in mij.
‘In drie stukken‘ is ook in 2019 verschenen in het tijdschrift WEL van de Universitaire Werkgroep Literatuur en Media te Leuven.