Masai Mara National Park, Kenya
This is Africa!
Het is op een warme augustusdag, waarbij de zon hoog aan de hemel staat, als we met twee groene tuktuks piepend tot stilstand komen op de kleine parkeerplaats van het nog kleinere vliegveldje in de kustplaats Diani Beach. Een vliegveldje kan je het eigenlijk niet noemen. Het is meer een lange strook beton op een grasveld, omgeven door enkele huisjes en bomen, en waar alleen een klein Fokker F-50 propellervliegtuigje op kan landen. Naast de lege landingsbaan staat een wit, stenen gebouwtje dat dienst doet als wachtzaal, met boven de ingang een blauw uitgespannen tentdoek waaronder twee mannen in rood poloshirt staan te talmen in de verkoelende schaduw. Met zijn vijven rennen we op de heren af.
‘Where is our flight?’ vraagt Diederik.
‘It has already left’, antwoordt de man aan de linkerkant. ‘You’re too late, Sir.’
Vol ongeloof kijken we hem aan. Het zweet stroomt ons langs de rug.
‘What! How is this possible’, roep ik en gooi mijn armen in de lucht. ‘We just arrived within the 30 minutes!’
Een van de mannen kijkt zijn collega aan en die haalt zijn schouders op. Vanuit het vliegveldgebouwtje komt een derde medewerker aangelopen. Hij is langer en leniger dan de anderen en heeft een vriendelijk gezicht. Joshua is zijn naam en hij zegt ons nogmaals dat we te laat zijn voor de vlucht naar Nairobi van 12:30. De lokale luchtvaartmaatschappij had ons enkele dagen geleden een email gestuurd met de mededeling dat onze vlucht van 13:45 met ruim een uur zou worden vervroegd.
‘I didn’t receive any mail, nor phone call’, zegt Diederik. ‘A lady from your company just called us 25 minutes ago, telling us she would hold the flight till 13:00. It’s 12:55 and it’s gone! Now I will miss my own Farewell Party with my colleagues!’
De mannen kijken ons ongemakkelijk aan en overleggen even in het Swahili. Joshua zegt dat een technische fout waarschijnlijk de oorzaak was en hij met zijn baas moeten bellen. Hij loopt naar een houten hokje iets verderop waarop de twee rode polo’s vervolgens weer naar hun mobiele telefoons staren. Uit een luidspreker klinken de lage bastonen van het nummer ‘God’s Plan’ van rapper Drake.
‘How can this happen’, vraag ik hen met grote ogen. ‘How can a flight be pre-poned? How is this possible? I never had this in my life! Wow….wow! I have been to many countries and had several flights being delayed, postponed or cancelled. Yes….But this? Never! I never, ever in my life, had a flight being PRE-poned!
Een van de mannen kijkt ons aan, begripvol maar gelaten. Glimlachend: ‘Well sir…. No stress. This is Africa.’
Antilopes
We halen de rugzakken van onze schouder en gaan zuchtend zitten. Ondertussen is Diederik druk met zijn collega’s aan het bellen om uit te leggen dat hij misschien zijn eigen afscheidsfeest moet gaan missen. En we wachten, soms is het niets anders dan wachten in dit wonderbaarlijke land, waarbij we langzaamaan de eigen gejaagdheid van ons af schudden om in het Afrikaanse ritme te komen. En eigenlijk bevalt het ons wel.
Met drie studievrienden bevind ik me voor twee volle weken in Kenia. We brengen een bezoek aan Diederik die sinds enkele jaren als hoofd van de productie in een Keniaanse zuivelfabriek werkt. Om ons zo veel mogelijk van het land te laten ervaren, propte hij onze dagen vol met activiteiten: een safari in het prachtige Masai Mara National Park; een bezoek aan de Ngong bergen; gesprekken met Edgar, de Keniaan die president van Kenia wil worden en het land grondig wil hervormen; urenlange ritten in de stinkende files van het luchtvervuilde Nairobi; een verhitte motor van onze jeep omdat de lekke radiateur niet op tijd was vervangen maar met epoxyhars was dichtgelijmd; een boottocht op het enorme Lake Navaisha. Aan indrukken geen gebrek! En om dit drukke programma ietwat te doorbreken was er ook gedacht aan een kustbezoek, waar we vanuit onze kamers naar de uitgestrektheid van de blauwe Indische Oceaan staarden en in slaap vielen bij het geluid van het breken van de golven. Zo lagen wij, tot een half uur geleden, nog op onze strandstoelen en tuurden naar een bedaard voorbijvarende dhow met haar typerende driehoekzeil. Maar nu wachten we op wat komen gaat. En aarden we. Langzaam.
‘Hakuna matate!’ , horen we plots. Het is Joshua. ‘No problem, everything will be fine. We are very sorry and we are going to put you on a new flight. Only, this flight is not from here. It is from Mombasa Airport. So we’ll bring you there.’
Even later rijden we in een minibusje over de kustweg naar de drukke, grote havenstad Mombasa. Joshua zit naast de chauffeur, de lokale radio staat op en we kijken naar buiten. Overal zijn mensen in de weer, het staat er vol huizen, marktkraampjes en winkels, alleen is de drukte niet direct langs de kant van de weg want aan beide zijden van het asfalt is een strook van ongeveer 15 meter vrijgemaakt. Stenen brokstukken liggen er, metaal en plastic troep. Alles is met de grond gelijk gemaakt. Zelfs de vele woningen die er stonden zijn niet bespaard gebleven, ze zijn doormidden gehakt alsof een enorm koekiemonster alles op zijn weg heeft opgegeten. Bij sommige gebouwen kijk je zo de halve kamers in, het achtergebleven meubilair staat er in de open lucht.
‘What happened’, vraag ik Joshua.
‘Oh, the government wants to enlarge this road. So they demolished everything along the road. We don’t know when they are going to construct the new part.’
Ontsteld kijken we weer naar buiten. Brokstukken of niet, het leven gaat gewoon door. De mens moet overleven. En al pleegt de corrupte regering roofbouw op haar landgenoten en op de natuur en op de natuurlijke grondstoffen, is in dit gebied nog sprake van mensenhandel en seksuele slavernij, leeft een op de twee Kenianen onder de armoedegrens: het leven gaat gewoon door. Stilletjes aan groeit onze genegenheid voor de vriendelijke maar arme Kenianen en hun gevecht om te overleven. Toch is het als Europeaan lastig om voorbij het dunne laagje vergulden vernis te duiken en daadwerkelijk te begrijpen waarom de zaken in dit land anders lopen dan we gewend zijn.
Onze chauffeur draait de radio wat harder en laat ons het Afrikaanse hitje ‘Ma Lo’ van de zwoel zingende Tiwa Ravage horen. De muziek doet me terugdenken aan de avond in de Black Diamond, de lokale disco waarin we op swingende afrobeats stonden te daggeren en te twirken.
‘In Africa we call women Antelopes’, zei Flare, een mooie, sierlijke vrouw in wit jurkje die met vriendinnen langskwam om te dansen. Vol gratie wenkte ze me.
‘Don’t you find us women beautiful?’
Ik keek in haar reebruine ogen en knikte. Ze vertelde me over het harde leven. Getrouwd en weer gescheiden, met een zoontje van twee, moest ze haar kost verdienen. Het was haar droom om naar de universiteit te kunnen: rechten studeren, advocate worden. ‘I’m saving money’, vertelde ze. Een gevoel van medelijden overviel me. Ik wist niets te zeggen maar alsof ze mijn gedachten raadde, zei ze trots:
‘Don’t have pity for me. We are strong people! We don’t need Western help. All we need is new Thinking, Training and Technology. What is necessary is a shift from the Law of Status to a Law of Contract.’
Haar scherpte van geest beviel me, voelde haast haar lippen tegen mijn oren, en terwijl de dansvloer langzaam volstroomde met de locale jeugd schalde uit de luidspreker ‘Soco’ van WizKid:
Kordaat greep Flare mijn hand. ‘Let’s dance!’ riep ze en trok me met haar mee. De wulpse billen van de mooie Afrikaanse Antilope, met kleurrijke extensions en vlechtjes in de haren, overvielen me als een plots uitbrekende tropenonweer, en, zonder het te beseffen, liet ik me als een Adam die zijn Lilith had hervonden meedeinen op de warme golven van de Afrikaanse trom.
Op jacht
Uren later, als we ons in de zwarte, kunstlederen stoelen van het tweemotorig straalvliegtuig hebben gezet, zien we de zon aan de horizon richting de groengele aarde zakken. Ik lees uit The Scramble for Africa, van schrijver Thomas Pakenham, over het ontstaan van de huidige Afrikaanse landen in de 19e eeuw en dat, in minder dan 50 jaar tijd, westerse ontdekkingsreizigers en avonturiers door het donkere Afrika trokken, en het gehele continent, op Ethiopië en Liberia na, opdeelden en verdeelden. In de geest van David Livingstone wilden de Europese kolonisten drie C’s introduceren: Civilisation, Christianity and Commerce. Momenteel zijn er enkel nog neokolonisten, zoals de Kenianen de grote buitenlandse multinationals noemen, en zij zijn vooral bezig met de laatste C. En bij het naderen van Nairobi is dit duidelijk te zien.
Wanneer ik weer uit mijn vliegtuigraampje kijk, is de lucht vol roze strepen, met aan de horizon een donkerrode gloed rond de ondergaande zon. Als een roofdier dat zijn prooi op de hielen zit, nadert ons dreigend de koude, zwartblauwe hemel. Beneden tekent het enorme Nairobi National Park zich af, met kuddes olifanten en giraffen tussen het struikgewas. Dwars door het park een witgrijze streep, een soort betonnen viaduct in aanbouw. Het is een spoorlijn. Dwars door het natuurgebied! Chinezen bouwen deze lijn, van de haven in Mombasa naar Uganda en Rwanda, als onderdeel van hun Nieuwe Zijderoute, om zo grondstoffen uit Afrika te halen en ze te verschepen naar het groeiende Middenrijk. Maar niet alleen China ziet Kenia als een paradijs om leeg te plukken, ook westerse bedrijven willen graag gebruik maken van de enorme bevolking van 50 miljoen die ieder jaar met een miljoen toeneemt. Zo spraken we enkele dagen ervoor met een Nederlander die voor Unilever werkt. Zijn opdracht: consumentenproducten als koekjes en Magnumijsjes aan de man brengen. Nu vroegen wij: zitten de Kenianen, waarvan de helft moet overleven met enkele dollars per dag en zelfs uren moeten reizen voordat ze bij een dokterspost kunnen komen, nu echt te wachten op ijsjes?[1] En willen die arme mensen ook al die plastic wikkeltjes erbij, die dan de natuur in verdwijnen om vervolgens in de voedselkringloop te worden opgenomen, en naderhand in de magen van zebra’s en andere prachtige dieren?
Ik vraag het me af. De wonderlijke natuur in dit land heeft al zoveel te verduren. En als ik naar buiten blijf staren, waar de eerste sterren al aan de hemel verschijnen, dwalen mijn gedachten plots af. Terug naar het moment dat we in een open en verhoogde, donkerkakikleurige jeep het natuurreservaat Masai Mara doorkruisten. Veel had het de maanden ervoor nog niet geregend en het hoge, geelgroene savannegras stond flink droog.
‘This is the real Africa, my friends’, zei John de chauffeur trots, met zijn vinger wijzend naar de enorme vlakte voor ons. ‘This is the real African beauty!’
Enkele tientallen meters verder liep een kudde olifanten door het gras, hun taaie huid verkoelend met hun wapperende oren. Daarachter een groep grazende gazelles en impala’s. Sierlijke giraffen reikten met hun lange nek naar de bladeren van enkele acacia’s, en op een van de takken zat een kleine vorkstaartscharrelaar met prachtige lila, donkerblauwe en warm bruine veren. Terwijl we de warme lucht in ons gezicht voelden blazen en het enige wat hoorbaar was de zingende cicaden waren, soms onderbroken door het hoge trompetgeschal van een babyolifant, zaten we midden in het open veld, met alleen een portier die ons van deze prachtige dieren scheidde. Je proefde er de wereld, de oude wereld. The Garden of Eden – our soul’s home. En zo ongelofelijk echt was het, zo vertrouwd bijna, dat we tegen elkaar zeiden alles in ons op te moeten nemen: de geuren, de kleuren, de geluiden. Het leek ons één groot schouwspel waarbij we vanuit onze stalen tribune naar een groep acteurs zaten te kijken. Acteurs die, zoals de snelle moedercheeta met haar jong, op jacht gingen, of rondliepen en graasden op het gras, of, zoals de leeuwen voor ons, de liefde bedreven. En plots beseften we: het is niet als thuis, zittend op de bank, kijkend naar Planet Earth van de BBC, die je even op pauze kan zetten om een biertje te halen, waarbij emoties worden opgewekt door opzwepende muziek en de lage zoetgevooisde stem van David Attenborough. Nee, dat alles was onmogelijk in deze jeep. Het hoefde ook niet. We wilden het ook niet meer. Want vlak voor ons: het echte levenstoneel! En ook al waren we observator, vreemde blanken onder de tropenzon, we gingen er geleidelijk zo volledig in op, in dit onwerkelijk lijkende theaterspel op deze immense savanne, dat we voelden er langzaam onderdeel van uit te maken. Als eregasten op de eerste rang, met een uitnodiging om uit te stappen, vanuit de schaduw de brandende zon in, om de sierlijke spelers te volgen en onderdeel te worden van dit wonderlijke, aardse acteerspel.
Touch Down! Het vliegtuigje is geland, met een klein uur vertraging. We lachen hard. ‘Wat een land!’ roepen we tegen elkaar. ‘Asante Sana’, horen we vanuit de cockpit, ‘Welcome to Nairobi! Welcome to Africa!’
Kenia is oorspronkelijk in december 2018 verschenen in het tijdschrift WEL van de Universitaire Werkgroep Literatuur en Media te Leuven.
[1] Gelukkig is er hoop. In Uganda zijn ze onlangs begonnen om met drones afgelegen doktersposten te bevoorraden met medicijnen. Een verzending van een noodpakket, dat normaal 5 uur duurt, is met een drone teruggebracht tot 20 minuten.