De volgende notities, observaties en anekdotes zijn opgetekend door QM de Limbes gedurende zijn verblijf in het land van vlas en honing. Waar auto is koning. Het land van blauwsteen en beton. En waar het surrealistische begon.
- De zon schijnt in Sint-Gillis
- Waterloo
- Het regent in Sint-Gillis
- Au bon Coeur 3
- Pak een boek en laat het je liefdesleven beschrijven (hittegolf – juni 2015)
- Mons
- De Meest Egoïstische en Narcistische Generatie Ooit
- Gelovige Judith in de trein naar Liège
De zon schijnt in Sint-Gillis
De zon schijnt op deze zondag in april en ik wil gaan eten in La Boule d’Or, een brasserie op de hoek van Avenue du Parc en Rue Alfred Cluysenaar. Voordat ik naar binnen ga, zit ik even op het terras en kijk naar het wegverkeer voor me. Er komen vier straten bij elkaar en er is zo veel verkeer, zo veel auto’s die kort op elkaar zitten als een niet-aflatende lopende band, dat het op mijn zenuwen begint te werken. Alles lijkt ook op elkaar, de bolides verschillen tegenwoordig nauwelijks van elkaar, geen wagen die eruit springt. Wat een treurigheid. Dan maar snel naar binnen, naar een tafeltje in de hoek voor een boulet à la liégeoise met een flink glas bier. Op de vensterbank liggen boeken, vooral Franse en Engelse, en het enige dat in het Nederlands is, is van Rudy Kousbroek: De archeologie van de auto. Een vermakelijk essay, met erin grappige en vlijmscherpe betogen over de auto, vooral over de 2CV, volgens Rudy de echte die met trots mag rondrijden. Dat waren inderdaad nog eens auto’s! Niet zoals die saaie, grijze blikken die buiten in slakkengang de heuvel op proberen te kruipen.
Waterloo
Staand op de heuvel met de leeuw van Waterloo, het monument dat gemaakt werd om de plaats te eren waar de heldhaftige Prins van Oranje een kogel door zijn linkerschouder kreeg geschoten, kijk ik over de velden naar het zuiden. Richting La Belle Alliance. Naar de plek waar de heldhaftige Ney op zijn paard de manschappen aanvoerden, waar de kleine generaal door ziekte geteerd was en vele tactische fouten maakte, waar de onverstoorbare Wellington bijna onder de voet werd gelopen, waar er op die ene zomerse dag van de achttiende juni in het jaar 1815 ruim 40 duizend vielen, op één enkele dag, naar de plek waar een slag werd gevoerd om de hegemonie van Europa. Waar er, om er met andere woorden over te spreken, geen slag maar een slachting werd gevoerd.
Macht denkt nooit aan jou als individu. Macht denkt überhaupt nooit aan je.
Heldhaftig en aimabel werd hij genoemd deze Willem Frederik, de latere koning, en dat zal hij misschien ook wel zijn geweest, al was de jonge prins, die bekend stond als snel gekrenkt en van de herenliefde te zijn, destijds met zijn 22 jaren zeer onervaren en niet al te snugger. De Engelsen hoopten dan ook dat deze jongen maar niet al te veel orders zou geven. Dat hij grote blunders maakte is bekend. Zo gaf hij bijvoorbeeld de order aan een Saksische bataljon om recht op de Franse cavalerie te laten marcheren. Toen kolonel von Ompteda als aanvoerder van dit bataljon weigerde om zijn manschappen onnodig te laten afknallen en de prins probeerde te laten inzien dat het waanzin was, was de jonge knaap zo in zijn eer gekrenkt dat hij de Duitsers op arrogante en gepikeerde toon liet weten toch te moeten aanvallen. Er zat niets anders op dan de militaire code te volgen en de mannen uit Hannover op hun nutteloze dood te laten aflopen .
De Engelsen geloven en willen anderen laten geloven dat zij de slag gewonnen hebben, dat het aan de genialiteit van Wellington lag, en dat de Belgen en Nederlanders een marginale rol speelden. Toch is het algemeen bekend dat de overwinning deels te danken was aan de soldaten uit de Lage Landen en aan de Pruisische bondgenoot onder leiding van veldmaarschalk Blücher. En dat Napoleon, die dagen gekweld door lichamelijke klachten als galstenen en andere aandoeningen, waarschijnlijk weinig geluk had weten we nu ook. Ieder kind in Frankrijk leert dat maarschalk Emmanuel de Grouchy de nemesis van Napoleon was. De man kwam te laat om de kleine generaal bij te staan bij een aanval van generaal von Zieten en toen de Franse troepen de aanstormende Pruissen zagen spatte het Franse moreel als een ontplofte kanonskogel uiteen.
Dat Napoleon de nemesis van Lady De Lancey was, is minder bekend.
…
TO BE CONTINUED (lees het boek van David Howarth: A Near Run Thing – The day of Waterloo)
Het regent in Sint-Gillis
Het regent in Sint-Gillis. Niet hard, het miezert eerder, en door de kleine druppels die langzaam uit de lucht vallen is in de verte de gouden koepel van het Paleis van Justitie nog te zien. Maar toch, het regent het in St. Gilles. Door de ramen van de sierende Art Nouveau huizen is te zien dat de bewoners hun avondmaal nuttigen, vanachter de televisie of aan tafel. Het schemert en weldra zal de duisternis invallen. Een enkele kat schurkt tegen de muur van een huis, in de cafés zitten mannen te drinken. En vanuit het hippe Bar du Matin op het Albertplein, waar jazz en blues de houten ruimte met gedempt licht vervult, loopt Quint naar beneden. Langs het park waar de heesters en magnolia’s bloeien, de cafés van Portugezen, de Wielemans Ceuppenslaan met de junkcafetaria’s en pizza-afhaaltenten en plastic op straat, naar de Fierlantstraat.
“It is a man’s world” klinkt nog in de oren als de mannen vanuit de moskee naar buiten lopen. Sommige hebben witte jurken aan, andere een gewone broek, en allen lijken Berbers te spreken, de taal die door sommigen wordt bestempeld als de lelijkste taal ter wereld, gekscherend genoemd: ‘de taal der ….hoeders’. In een deur naast de moskee gaat de trap op naar de zolderverdieping, naar het hippe appartement van een homostel. Is dat niet nog eens ironie?
Au Bon Cœur 3
Au Bon Cœur 3 op de laatste vrijdagavond van mei; deze Griek op de hoek De Merodestraat en Joseph Claesstraat heeft blauwe neonlichten en een verlicht hart boven de entree, het is bewolkt en miezert, de eigenaar vertelt na twee succesvolle Griekse restaurants dan ook maar een derde te hebben geopend, binnen is het erg druk, een goede sfeer, de zaal vol met Belgische, Zuid-Amerikaanse en Portugese families (ook Griekse?), gelach van kinderen, het is er overwegend witgeel van binnen, houten muurbanken en stoelen, een hoog houten plafond, de wanden vol gedichten en tekeningen en foto’s met Griekse taferelen van toen (en nu?) tussen trossen van nepdruiven, de ziel van het restaurant gevat in een gedicht van Odysséas Elitys:
“Si tu décomposes la Grèce, à la fin tu vois qu’il reste : une olive, une vigne et un bateau.
C’est à dire: ainsi, avec autant tu peux la reconstruire.“
In de keuken staat een oma die frieten bakt, ik bestel ribbekes à la maison of petits os: een befaamd recept uit de jaren ’70 toen de Griekse immigranten het niet breed hadden, maar de salade met feta en olijven is zonder smaak en de frieten zijn echter slap en smoezelig. Gelukkig is er Belgische mayonaise!
Er bekruipt mij een gevoel, een sterke drang om de wereld van die foto’s in te stappen. Op zoek naar een olijf, een wijnblad en de Argo.
Pak een boek en laat het je liefdesleven beschrijven
Het is tropisch warm op een vrijdag in juni, broeierig is het, drukkend, en zwaluwen vliegen hoog tegen het blauw van de lucht. De mannen die voorbijgaan zweten onder de oksels, enkele jonge dames met korte rokjes zwieren frivool en vol lentekriebels over straat, en in de tuinen achter de muren spelen kinderen. Hun geschreeuw vermengt zich met de klanken van een Oosters muziekinstrument. Plots klappert de luxaflex voor de ramen van de buren; een straffe wind is komen opzetten en het wordt snel donker. Op rechts is nog net te zien dat blauwgrijze wolken het helderblauwe naar de achtergrond drijven, de hemel in. En als een opgekropte woede dat zich moet laten gelden barst de hemel los; het begint te plenzen en lichtflitsen verlichten de buiken van wolken.
Ik denk aan hetgeen ik gisteren op een muur geschreven zag staan: ‘Pak een boek, sla bladzijde 45 open en lees de eerste zin. Deze beschrijft je liefdesleven.’
En zo pak ik het enige boek die ik voor me heb liggen, een reisgids over Brussel, en lees op de betreffende pagina: ‘… het oog springt her en der.’
Wat?! ….. Vreemd. En toch waar.
Mons

Mons (Bergen) ligt er gemoedelijk bij op deze zomerse dag; Een mooi middeleeuwse stadje gelegen op een heuvel en dit jaar de culturele hoofdstad van Europa, de oude Hollandse vestingwerken zijn neergehaald voor een ringweg, maar kleine straatjes leiden je dieper de oude stad in, richting het pittoreske Grand Place met haar hooggotische Hôtel de Ville, alwaar een tentoonstelling is over de Nederlandse vestingswerken en de architectonische ontwikkelingen van de stad gedurende de laatste eeuwen. Het is aangenaam vertoeven op het zonnige terras van La Maison des Brasseurs, een glas koude Car D’Or voelt verkwikkend aan, en het geeft je de mogelijkheid om de vele studenten en ambtenaren te zien voorbijlopen. Het is er rustig en beminnelijk. Geen hoogbouw, veel Lodewijk XIV-stijl, huizen met koetsingangen en tuintjes achter de hoge muren, en in Rue des Quatre Fils Aymon lees ik op een vier meter hoge houten rood-roze deur, die zo breed is dat er een hele koets door kan: La Guinguette Littéraire. Wat zit erachter? Een literair café?
Het barokke Belfort torent boven alles en iedereen uit; na 30 jaar lang renoveren is de toren weer open. Vele kloosters in de stad zijn thans scholen, overal artistieke tekeningen en sculpturen, enkele kazematten van de oude Nederlandse vestigingsmuur hebben een culturele functie, het groene Place du Parc met mooie studentenmeisjes op de bankjes, de Polytechnisch Universiteit met groene klimop tegen de muren van de oude universiteitsfaculteit, de studentenkroegen op Marché aux Herbes. Het tijdelijke Café Europe (residence d’artistes) op het voorplein van de kunstschool Le Manège bestaat uit twee zeecontainers en is vanbinnen bekleed met hout. Bewoners kunnen er leren om met een 3d-printer en een laser-cutter om te gaan, zo vertelt de Spaanse beheerder me in zeer slecht Engels, hij maakt geen onderscheidt in she en he. Iets verderop bevindt zich Hotel Dream, een ‘designerhotel’ recentelijk gebouwd in een 19e-eeuwse kapel: Het zit er vol bejaarden en binnen is het er flets, donker, kil en walgelijk kitscherig. Iets verderop de oudste vrijmetselaarsloge van België, ‘La Parfaite Union’ met een neo-Egyptische façade met papyruszuilen en lotusbloemen, kijkt uit over de hoerenstraat Rue de Boussu.
Een perfect verbond.
Zo ook de enorme bouwput aan de westelijke zijde van de oude stad; De bouw van het nieuwe stationsgebouw, het paradepaardje van ex-premier El Rupo en ontworpen door Calatrava, ligt reeds 6 maanden stil, er is geldgebrek, het Italiaanse bouwbedrijf is niet betaald en ze zijn vertrokken, en de bouw kost al 150 miljoen en dat is 4x meer dan geraamd. Het is niet gelukt om het op tijd af te krijgen, het stadsbestuur wilde het nieuwe gebouw openen tijdens de openingsceremonie van Mons als culturele hoofdstad van Europa. Wat een blamage.
En welke tactiek wordt er gebruikt bij vragen van de pers en het Rekenhof? Juist: omertà.
Mijn grootmoeder vertelde me dat de Belg erg naar binnen is gekeerd. Erg vriendelijk zijn ze, dat wel, misschien wel te. Echter, bij problemen kijken ze vaak weg. ‘Het waait wel over’, is volgens haar een vaak gekozen oplossing, ‘iemand anders lost het wel op’. Erover praten dat gebeurt wel, het probleem benoemen en analyseren, het van diverse standpunten belichten, daar houden ze van, vooral de Walen, net als in Frankrijk. En daarna dan weer snel naar het café. Er vervolgens iets mee doen, het probleem aanpakken, zich ervoor verantwoordelijk voelen, snel met oplossingen komen? Nee. Dat mag iemand anders doen. Indien er problemen zijn hebben ze er in dit land snel procedures voor, instituten en instanties, of het zijn de vakbonden die het voor ze moeten oplossen, en zo wordt de verantwoordelijkheid weggeschoven richting bureaucratische systemen. Waarom? Bang om persoonlijk afgerekend te worden wellicht.
En ondertussen loopt de prijs van het station op van honderdvijftig miljoen naar ???
Ja, Mons is een mooi lieflijk stadje. Prettig voor een uitstapje op een dag in juli. Nu nog hopen dat het station er snel komt. En langzaam zakt de zomerzon en kleurt de hemel achter de koperen barokke kerktoren van Sainte-Élisabeth lichtblauw met roze.
de Meest Egoïstische en Narcistische Generatie Ooit
Zo had ik laatst een bijeenkomst met overwegend mensen van de Meest Egoïstische en Narcistische Generatie Ooit. Verschrikkelijk vermoeiend. En ik zat aan tafel met enkelen van hen terwijl ze zaten af te geven op de huidige generatie: Dat we zo bezig waren met onszelf, geen waarden om voor te vechten, alles draaide om de ‘Me, Myself and I‘, met onze iPhone, selfie, social media. Enzovoorts de hele nacht door. Ik hoef het eigenlijk niet uit te leggen, Yo ze gingen ervoor!
Daarbij vergaten ze dat zij de grootste groep gebruikers van Facebook zijn, dat zij als ‘gepensioneerde’ ellenlange posts op LinkedIn schrijven. Alsof ze zich vervelen. Echter, ze hadden een goed punt: de huidige maatschappij is ook egocentrisch en narcistisch. Daar valt niet over te twisten. Alleen, wie maakt deze producten, wie heeft deze bedrijven opgericht? Wie produceert de films en de muziek waar de huidige generatie naar luistert? Wie beheert de commercie die hen alledaags beïnvloedt? Van welke generatie komt zij? Inderdaad, goed gezien! Al dit gebeurt niet door de huidige generatie.
Vervolgens hadden ze het weer over die goeie ouwe tijd. En ze neurieden enkele zinnen ‘the answer, my friend, is blowin’ in the wind .. the answer is blowin’ in the wind’.
Vals, lul!
Ik kon trachten een discussie te beginnen over Dylan en of hij dan wel of niet de Nobelprijs voor de literatuur had moeten krijgen – een prijs die op zich zelf al erg discutabel is. Veel prijswinnaars kunnen nou niet echt grote schrijvers van hun tijd worden genoemd, terwijl talrijke echte grote schrijvers de prijs nooit hebben ontvangen. De prijs lijkt erg gepolitikiseerd – en dat het toch een vreemde zaak is om een prijs uit te reiken aan een Yankee terwijl zijn oeuvre helemaal geen literatuur is maar gewoon wat aardige, Amerikaanse liedjes. Niet dat zijn liedjes slecht zijn, nee dat niet. Ze zijn erg goed. Ik zeg dus ook niet dat zijn liedjes niet goed zijn, dat ze niet lekker klinken, dat er geen levenslessen in bevat kunnen zitten. Nee dat zeg ik niet. Begrijp me niet verkeerd. Het enige dat ik wil zeggen is dat het een gepolitikiseerde beslissing is.
Zijn jullie nagegaan wie er in de jury zaten? Hebben jullie de leeftijd en achtergrond van de juryleden gezien? …. Juist!
Dus wat kan je doen wanneer juryleden van de Nobelprijs, allen afkomstig uit een Westers land, opgroeien met popliedjes van een generatiegenoot uit een dito Westers land en deze songs constant op de radio te horen krijgen? In de kroeg, op de universiteit, in de auto. Geen van hen kan blowin’ in the wind niet meeneuriën. Vals, dat wel. … Nu, wat kan je doen als de commercie bepaalt heeft welke liedjes je mocht (en mag) horen? Het is gewoon business!
Dan kan je toch moeilijk kiezen voor iemand die geen generatiegenoot is en niet afkomstig uit een Westers land?
Tuurlijk: er zijn bekende hedendaagse schrijvers die hem hebben geprezen. Generatiegenoten. Dit is een oude en veelbeproefde truc: De ene steekt pluimen op de hoed van de andere om daarmee te hopen dezelfde pluimen weer terug in ontvangst te mogen nemen.
Gelovige Judith in de trein naar Liège
Vroeg op voor de trein van Brussel-Zuid naar Liège, erg zonnig op deze novemberdag in 2015, de dubbeldekkertrein zit vol. Op het perron aan de andere kant van het spoor: een blonde man met lichte doorschijnende huid, opgezwollen handen, ogen rood en bol, zijn gezicht vies, strijkt neer op een houten bankje, fles wodka en fles spa naast hem, plots staat hij op en pist zonder gêne tegen de zijkant van het bankje aan, de pis stroomt over zijn broek en over perron.
In Leuven komt er een meisje binnen, ze zit op de bank aan de andere kant van het gangpad, met koffer en rugzak, zwart brilletje op de neus, jurkje met opgewekt bloemenpatroon, zomerse sandalen, een dik boek op haar schoot. Een blond meisje. Ik draai om en vraag wat ze leest. ‘De Bijbel!’
‘Oh interessant!’, zeg ik en ze komt naast me zitten, ze zegt nog niet zo lang geleden te zijn begonnen met lezen, het geschrevene greep haar aan en dus besloot ze christen te worden. Ze heet Judith, is Waalse en studeert Nederlandse en Engelse taal in Leuven. ‘Ik lees de Bijbel ook sinds kort’, zeg ik. Haar ogen glinsteren. Mooie Judith.
‘Geloof je?’, vraagt ze me.
‘Nee.’ Haar gezicht vertrekt even, haast onzichtbaar, alsof ze teleurgesteld is. Ze gaat verder, standvastig, niet van haar geloof gebracht: ‘Jezus komt terug, binnenkort, dat staat zo beschreven”,
Ik vraag: ‘Hoe weet je dat?’
‘Staat zo beschreven, hier in de Apocalyps.
‘Hoe weet je wanneer hij er is?’
‘Dan zal God een teken hebben gegeven, want hij is de zoon van God. En hij komt volgens dominee Werners op het moment als de mens met een chip moet betalen. Jezus komt dan om de mens te redden. Dat zal heel snel zijn.’
‘Met een chip betalen?’
‘Ja, in zijn rechterhand of in zijn hoofd. Dat staat geschreven in Openbaring 13. Wie oren heeft, moet horen!’
Mooie Judith, goedgelovig is ze, ze kent de Bijbel al vanbuiten.
De trein komt aan in Luik, ik moet eruit, zij niet, ik wil wel eens verder praten. Daar gaat ze niet op in, streng nu en tikkeltje strijdvaardig alsof ze zich moet verzetten. Als God het wil, komen we elkaar tegen, roep ik en pak mijn fiets in het gangetje en stap uit. Het regent en onweert plaatselijk. Kijk even naar boven, mooie Judith kijkt me aan en zwaait vriendelijk, met enthousiasme en liefde. Alsof ze zojuist een heilige heeft ontmoet.